Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie, Ik kom haastelijk; [28]houd dat gij hebt, opdat niemand [29]uw kroon neme. 28. Namelijk het geloof en een goed geweten; gelijk Paulus verklaart 1 Tim.1:19. 29. Sommigen verstaan dit van de kroon van het leerambt, waarin deze leraar zich tot dien tijd wel had gekweten; doch het kan ook verstaan worden van de kroon des eeuwigen levens, gelijk hiervoor hfdst.2 vs.10, welke hier gedreigd wordt van iemand genomen te zullen worden, wanneer hij in zorgeloosheid van zijn ambt, of des levens zou komen te vervallen; en zulke waarschuwingen zijn middelen die dienen, dat de gelovigen in het goede volstandig zouden blijven. Want Christus belooft in vs.10, dat Hij hen zal bewaren uit de ure der verzoeking; en in vs.12, dat die een pilaar is in den Tempel Gods, waaruit hij niet meer zal gaan.